Op de eerste dag van LinuxWorld zou ik de spreker, de
verantwoordelijke voor world wide sales van Linux software bij IBM,
introduceren. Ik had een praatje voorbereid en sprak hem kort voor de
lezing. We wisselden jet lag ervaringen uit; hij vond het leuk te
horen dat ik meedeed aan de marathon.
`Did you finish it?'
`Yeah, well, not a very good time though.'
`That doesn't matter now, the thing is that you managed to finish it;
very good performance!'
Amerikanen zijn zo anders dan Europeanen besefte ik weer eens, wij
zijn geïnteresseerd hoe het beter had gekund en beginnen ons te
verontschuldigen voor de beschamende vertoning voor dat de ander er
over begint. Amerikanen maken van elke inspanning een
wereldprestatie. Waarom zijn hun inspanningen, bijvoorbeeld als het om
sport gaat, toch uiteindelijk zo vaak de beste prestaties? Natuurlijk
zijn Amerikanen net zo als Europeanen; het verschil zit 'm in de
manier waarop ze naar zichzelf kijken, en dat vooral niet
rondschreeuwen. Als er één volk zelfkritisch is, dan zijn het de
amerikanen wel. Het schijnbaar kritiekloos ophemelen van anderen
behoort tot het rookgordijn waarmee ze de hoofdreden van hun succes
verhullen.
In mei 2005 ontstond bij Snow B.V. het
plan om met een aantal collega's mee te gaan doen aan de ING New
York City Marathon. Van de zeker 10 geïnteresseerden liep er
eentje regelmatig kwart triathlons, marathons en andere, voor mij toen
nog, extreme afstanden: Ronny. Hans was een onregelmatige hardloper
die dat vooral deed om zijn ski-plezier niet door een gebrek aan
conditie te laten vergallen. Mathijs had 'm in 2004 al eens gelopen en
trainde nog steeds wel eens. Chris was vroeger een hardloper met
sprekende tijden, hij twijfelde er aan of die een vijftiental jaren
later nog tegen hem gebruikt mochten worden.
Ikzelf had er ook wel zin in, maar
sporten deed ik eigenlijk alleen in de zomermaanden op zondag:
cricket. Geen sport die een echt goede basis biedt voor langdurig
hardlopen.
Onverwachte kandidaten waren er ook, maar die concludeerden, net als
ik in eerste instantie ook, dat een marathon in november te vroeg dag
is als je in juni pas kunt beginnen met trainen. Dit werd later van
diverse kanten bevestigd.
Uiteindelijk heeft Ralf ook de stoute schoenen aangetrokken, en
zijn vriendin zo ver gekregen om mee te gaan. Zijn vriendin heeft
overigens een aardig trackrecord (uit een verleden) op het gebied
van veldlopen bij nationale kampioenschappen.
Uiteindelijk gingen we begin november met 7 lopers en 2 supporters op
weg naar New York. Omdat de meesten nog nooit in New York waren
geweest, hebben we voorafgaand aan de zondag nog flink wat kilometers
afgelegd. Daar ontstond de indruk al die later bevestigd werd: New
Yorkers zijn fantastisch vriendelijke mensen die niet schromen om je
op een vriendelijke manier te helpen.
Om nu vast met race-day te beginnen, sla ik het winkelen, film
kijken en de friendship run over.
Race Day
Om 5:45 ontvingen we een SMS-je van Daan: `Opstaan!'. Daan is een
oud-collega die sinds enige jaren de triathlon manie van Ronny
deelt. Hij zou ook mee gaan naar New York, maar zag al in de zomer af
van deelname als gevolg van sheen splint.
Ik had de dag ervoor in de friendship run ontdekt dat mijn
overbelastingsblessure niet was verdwenen door vanaf eind september
alleen nog maar te fietsen. Een iliotibiaal band frictie syndroom moet
je blijkbaar langer rust gunnen. Omdat ik goed geslapen had, gesteund
door 2 pijnstillers in de zak van mijn trainingsbroek, ging ik toch
monter op stap.
Vanuit de lobby van het hotel vertrokken we om 6:15 naar de bus, die
ons in ongeveer een uur bij de start brengt. In de bus kom ik er
achter dat mijn pols GPS niet in staat is om zelf de tijdzone in te
vullen. Met de hand voer ik in dat we in New York zijn, waarna de tijd
klopt. Het blijft toch een merkwaardige gedachte dat je een GPS moet
vertellen waar je op aarde bent.
Over het onderste wegdek
van de Verrazano-Narrows Bridge komen we bij Fort
Wadsworth. Daar ga ik meteen even plassen; de rij van nog geen
20 meter is té aantrekkelijk.
Op Fort Wadsworth blijkt hoe perfect een en ander is
georganiseerd. Mijn startkleur (oranje) leidt me direct naar de
orange bib: de zone aan de noordkant van het fort. Daar
starten de meeste mensen. De groenen (een van onze collega's startte
daar) en de blauwen hebben een verwachtte einddtijd van onder de 4
uur, de rest is oranje. Blauw start op het bovendek van de brug, groen
onder. Dat is jammer voor Ronny, want dat levert serieuze problemen op
voor zijn pols-GPS.
Na de sanitaire stop blijkt dat er efficient koffie, thee, bagels,
powerbars, yoghurt (eugggggh) en Gatorade Lemon/Lime wordt
uitgedeeld. Om 7:30 ontbijten voor de start om 10:10 lijkt goed
getimed. Aldaar komt je in een rustige omgeving die in niets
doet denken aan een stel opgefokte sporters die koste wat het kost de
finish in een goede tijd willen halen. Zou dat in de groene zone
anders zijn?
Tegen 9:15 moet ik weer plassen; de rijen zijn allang geen 20 meter
meer. Wachtend neem ik mijn twee pijnstillers in, het is ondertussen
9:50: nog 20 minuten. Pijnstillers van een onbekend merk overigens,
het advies om geen nieuwe dingen te eten, drinken of überhaupt te
doen op race day sla ik in de wind. Later blijkt dat Tylenol 8
het prima gedaan heeft. Andere pijnstillers zouden de reputatie hebben
nierfalen te veroorzaken.
Weer terug in het gezelschap horen we om precies 10:10 een kanonschot
de race inluiden; we moeten ons corral gaan opzoeken. In de
verte kunnen we, op twee wegdekken, de mensen zien rennen. Warempel
lijkt het onderste dek (groen) inderdaad harder te lopen dan het
bovenste. De blauwen lopen op het rechter dek, die kunnen we niet
zien. Ik voeg me bij de mensen met een vergelijkbaar startnummer
(46249) en sjok naar de start. Net nadat we Fort Wadsworth verlaten
gooi ik mijn trainingspak op een hoop.
Uiteindelijk kom ik 20 minuten na het schot over de start. Gelukkig
wordt mijn ChampionChip opgepikt en ik heb natuurlijk altijd
mijn Forerunner GPS nog, ik start wel met zicht op de hemel.
Meteen wordt me duidelijk dat het volgen van het 5:00 pace team niet
zal lukken, de pijn aan de buitenkant van mijn knieën meldt zich
direct na de versnelling van wandelen naar rennen aan. Gelukkig lukt
het me om tijdens de tweede mijl enigszins te versnellen en een
half uur een pace aan te houden van ongeveer 7 minuten 12
per kilometer. Overigens is 7 minuut 6 nodig voor een tijd van 5 uur.
Wat later gaat de pace omhoog, maar tot 15 kilometer blijf ik
onder de 7:40. Ik krijg het flink warm en het zweet begint in mijn
ogen te lopen; dom dat ik geen petje opgezet heb. Gelukkig krijg ik bij
de stand van Tylenol8 een petje. Dat moet rond de 8 mile (of 13 km) zijn
geweest. Wonderlijk is overigens dat kort daarvoor niet helemaal
duidelijk is waar het parcours ligt. Achteraf blijkt dat ik de oranje
lijn gevolgd heb, daar waar veel mensen de kortere groene en blauwe
lijn volgden. Het verschil is klein, zo'n 50 meter denk ik, maar het
was slecht aangegeven.
Ondertussen ervaar ik wat een fantastisch feest de New York City
Marathon is: op de brug is het nog saai vanwege de afwezigheid van
toeschouwers, maar zodra je de hoek om gaat, Brooklyn in, klinken de
bandjes luid en duidelijk. En dat gaat nog bijna veertig kilometer op
dezelfde manier door. Soms hard-rock, ballads, klassiek of
jazz. Altijd vol enthousiasme en met een zingende menigte
rondom. Applaus beantwoorde ik vaak met applaus terug; wat een
publiek.
In Brooklyn kijk je je ogen uit! Een grote verscheidenheid aan
culturen trekt aan je voorbij. De Joodse meisjes van de meisjesschool
blijken achteraf door alle Snow deelnemers gespot te zijn: zittend en
kwebbelend op een grote stalen trap die aan hun school vast zit. De
bandjes luisteren een en ander op en er wordt uitgebreid ge-BBQed. De
plaatsing van de WC's vond ik het enige minpuntje aan de
organisatie. Tot mijn verbazing (ik kan dat vocht toch echt goed
gebruiken) moest ik een paar keer vrij plotseling
plassen. Rennen met een volle blaas is niet echt prettig, vandaar dat
ik tot 2 keer toe een boom (off-track natuurlijk) opzocht.
Na het aflopen van de Verrazano brug kom ik in een lekker tempo, dat
kun je in de grafiek wel zien: een constante pace van rond de 7:12
haal ik precies zonder moe te worden en zonder al te veel pijn te
moeten verdragen. In aanvang ging het niet lekker, maar dat had
natuurlijk te maken met het lichte stijgen; de brug op!
Tegen de tijd dat alle kleuren op hetzelfde parcour lopen (de groenen
en blauwen lopen in aanvang een iets andere route) wordt het redelijk
druk, al loopt niemand in de weg. Eigenlijk stimuleert de drukte bij
het vasthouden van het tempo. Al snel blijkt dat dezelfde gezichten
steeds weer naast je opduiken; blijkbaar lopen die gemiddeld een
vergelijkbaar tempo. Een Japanner, die me tot in de Bronx vergezelde
(35 km), loopt alsmaar op en neer om mensen te vragen hem te
fotograferen. Ik denk dat hij, tegen de tijd dat ik hem uit het oog
verlies, al een marathon achter de rug heeft; zoveel extra meters maakt
hij.
Bij de 11 mijl staat Sanne langs de kant en ik stop even. Of het
gaat: `ja hoor, aardig constant tempo'. Ze staat er dan al een hele tijd
gestaan en besloot net weg te gaan, ik was vast al voorbij en opgegaan
gemist in de mensenmassa. Dat blijkt dus niet zo (het veld is aardig
uitgedund, de groep die na 5:00 rennen aankomt is het grootst) en we
kunnen even praten. Ronny en Hans heeft ze niet gezien, de rest moet
nog komen en het museum was die ochtend erg leuk.
Nadat ik weer loop en ga rennen zwik ik voor het eerste door mijn linker knie:
een rare gewaarwording is het. Zonder dat je er iets aan kan doen,
knikt je knie tot zover door dat je bijna omvalt. Net op tijd kan ik
mijn spieren aanspannen om 'm weer recht te krijgen: dan maar een
stukje wandelen. Even later ren ik weer en geniet ik van de
juichende menigte en de meest wonderlijke deelnemers.
Ik bereik de halve-marathon split net voor de bruto tijd van 3
uur. Omdat we ondertussen de Pulaski Bridge oplopen, besluit ik
om te wandelen en pas bovenop te gaan rennen. De split-wachter spoort lopers aan
om nog voor de 3 uur de lijn te passeren; mij lukt het met nog
3 seconden te gaan.
De organisatie maakt onderscheid tussen bruto en netto
tijden. Bruto is de tijd die je loopt vanaf het startschot, netto de
tijd gemeten van het moment dat je de startlijn passeert. Overal op het parcours
staan klokken die natuurlijk de bruto tijd aangeven, ieder voor zich
kan dan uitrekenen hoeveel het verschil is. Aan de finish wordt de
bruto tijd gezien als de officiele tijd en ook als zodanig
gepubliceerd.
Boven op de brug begin ik weer te rennen, maar dat duurt niet erg
lang. Vanaf nu is het een afwisseling van rennen en wandelen totdat ik
na de 24 km alleen nog maar wandel. Wel een stevig tempo, maar
rennen lukt me niet meer: zo'n 5 keer door mijn knie zakken vind ik
wel genoeg geweest.
Voordat ik over de Queensboro Bridge Manahattan in loop, kijk
ik nog even rond in de buurt waar twee van de Masters of
Deception woonden toen ze het telefoonnetwerk van heel midden en
oost Amerika enkele uren stil legden. Het boekje dat ik in de ramsj
kocht in het Meat packers district
is niet alleen professioneel leuk, maar ook nog eens vanwege de
setting in New York. Twee van de hoofdrolspelers in het boek wonen in
Queens. De reis had ik voorbereid door naar Spider Man en de
Soprano's te kijken, het boek gaat juist over de wijken waar we
vanuit het hotel niet komen. Wat dat betreft is de marathon ook een
prachtige manier om veilig wijken te bezichtigen die je anders alleen
vanuit de taxi zou willen zien.
Op 1st Avenue wordt ik door iemand aangesproken: `Hé, werk jij bij
Snow IT?'. Wat volgt is niet alleen een uitleg over waar ik dan wel
werk, maar ook een gesprek over Sun, Unix, VoIP en andere
onderwerpen met een accountmanager van Dataman. Tegen de tijd dat hij
besluit toch maar weer te gaan rennen, roepen we elkaar toe: `tot
woensdag op de beurs'. Hij zou overigens maar een paar minuten eerder
over de finish gaan dan ik; de reden voor zijn vertraging was ziekte
en die bleek helaas nog niet over.
Tijdens ons gesprek keek ik goed om me heen, want ergens op 1st Avenue
zou Sanne staan. Er is daar een ATP-punt (onze reis-organisator die
in staat is om alles te laten verlopen zonder zichtbaar
aanwezig te zijn) bij 79th of 97th street. In ieder geval kan ik me
herinneren dat het aan de rechterkant is. Toch lukt het me niet om
haar te spotten. Op de foto kun je zien dat Sanne aan de linkerkant
stond en met haar stem de overkant niet kon bereiken.
Samen met mijn mede-wandelaar lopen we tot over de Madison Avenue
Bridge nadat we geïnteresseerd rond hebben gekeken in de
Bronx. Nu nog Harlem in en de touristische toer is ten
einde; de rest hebben we voor de marathon al gehad. Definitief leg ik
me neer bij het wandelen. Ook dat tempo is langzamerhand gezakt en ik
zie geen mogelijkheid meer om zelfs maar 10 meter hard te lopen.
Ik zie ondertussen Central Park opdoemen, gelukkig zit er schot
in. We gaan rechtsaf voor het park langs, en vervolgens links. Door
vermoeidheid en pijn ingegeven is de wens een mijl over te slaan
groter dan de wetenschap dat dit Central Park helemaal niet kan zijn.
Marcus Garvey Memorial is een klein park ten noorden ter hoogte
van 125th street. Central Park begint pas bij 110th! De laatste
kilometers blijven leuk, daar zorgt het publiek wel voor. Het is
ondertussen tegen vieren, maar er is nog steeds heel veel
publiek. Omdat het herfst is, zijn de bomen fantastisch gekleurd. Ik
praat met een Amerikaanse, die ook wandelt, over de omgeving en hoe
mooi het zonlicht nu is. Na een stukje langs het park gaat het
parcours bij 38 km het park in. Het wordt een beetje heuvelig: als je
rent nog een hele kluif. Ergens langs de kant, rechts, zie ik
Sanne. We praten even en spreken af bij de Family Reunion
Area. Ik wandel rustig verder. Waarom weet ik niet, maar kort
voor de finish probeer ik nog een beetje waggelend meer snelheid te
veroorzaken. Achteraf blijkt uit de cijfers dat dit enigszins gelukt
is. Mijn GPS geeft iets minder dan 42.195km aan en ik ben klaar!
De medaille wordt me omgehangen en ik krijg een folie aangereikt
tegen afkoelen. Het is ondertussen schemerig en ik wandel naar de
voedselzakjes. Daarin een lekkere bagel (wel erg droog, maar dat ligt
aan mij),
voldoende te drinken, pijnstillers en een appel (de yoghurt noem ik
niet). Wat nu volgt doet me nog het meeste denken aan het probleem
waar de Ikea klanten mee opzadelt: een veel te lange route naar
allerlei plekken waar je helemaal niet heen wilt. Pas na 40 minuten
bereik ik de plek waar Sanne staat te wachten, ondertussen
pikkedonker.
Het lukt niet meer om een taxi te krijgen, dus dat wordt de
Subway. Ondergronds word ik regelmatig gefeliciteerd en de
perronopzichter houdt speciaal het hek voor ons open om gratis met de
metro te kunnen gaan. Ik kan ondertussen natuurlijk nauwelijks nog
lopen; ik moet achterstevoren de trap af. Gelukkig hoeven we maar 1
keer over te stappen en zijn we spoedig in het hotel. Later zou
blijken dat ATP nog een ander Hotel met gasten had:
Harrold's oid.. Dat was op 3 minuten loopafstand van de finish: nog
beter dus!
Later meer.